Artikelindex

Instant Probleemoplosser

Probleem Voorraadtelling: In verband met de balansopname wordt er in een assemblagebedrijf de voorraad opgenomen. De telling van de verschillende magazijnen leverde het volgende resultaat op:

    Vorige periode   Deze periode

Voorraad grondstoffen

€ 311.000

€ 318.500

Voorraad halffabrikaat

€ 230.165

€ 211.860

Voorraad eindprodukt

€ 118.570

€ 105.930

Voorraad onderhanden werk

€ 331.655

?

Verder zijn de volgende gegevens bekend:

  • De toegevoegde waarde per periode is gelijk aan € 175.000.
  • Het verschil tussen de standaard en de werkelijke kostprijs is te verwaarlozen.
  • De winstmarge is 20% van de kostprijs.
  • De afgelopen periode is er voor € 157.400 ingekocht.
  • De afgelopen periode is er voor € 368.608 verkocht en gefactureerd.

De financieel directeur vraagt aan de produktiebaas het onderhanden werk op te nemen. De produktiebaas gaat aan het werk en komt terug met de mededeling dat volgens hem het onderhanden werk gelijk is aan € 372.168. De financieel directeur kijkt in zijn papieren en zegt dat dit wel kan kloppen. Hoe komt de financieel directeur tot deze conclusie?

Oplossing: Als de voorraden beschouwd worden als een reeks gekoppelde watervaten, dan zal iedere toe- of afname gevolgen hebben voor het volgende watervat. In het navolgende zullen we de mutaties van de afgelopen periode op een rij zetten.
Voorraad grondstoffen Aan de voorraad grondstoffen is toegevoegd € 157.400, waardoor de hoogte van de voorraad grondstoffen op € 468.400 zou moeten uitkomen. De telling wees echter uit dat de voorraad grondstoffen lager is, namelijk € 318.500. Het verschil zal dus uitgegeven zijn en veroorzaakt in eerste instantie dus een toename van het onderhanden werk van € 149.900.
Voorraad halffabrikaten De voorraad halffabrikaten is afgenomen met € 18.305. Ook dit veroorzaakt in eerste instantie een toename van het onderhanden werk van € 18.305.
Toegevoegde waarde Per periode wordt er € 175.000 aan waarde toegevoegd. Deze toegevoegde waarde veroorzaakt in eerste instantie een toename van het onderhanden werk van € 175.000.
Voorraad gereed produkt Als we ons alleen richten op de voorraadtelling, kent de voorraad gereed produkt een afname van € 12.640. Er is echter voor € 368.608 verkocht en gefactureerd. De kostprijs van deze verkopen is gelijk aan € 307.173 bedingd door een winstmarge van 20%. De afname van de voorraad eindprodukten is echter vele malen lager. Er kon dus alleen uitgeleverd worden, als er orders gereed gekomen zijn. In totaal zou er voor € 294.533 aan orders gereedgemeld moeten zijn. Het onderhanden werk is dus met een gelijk bedrag afgenomen.

Uitgaande van deze gegevens zou het onderhanden werk in deze periode moeten zijn:

  • Onderhanden werk vorige periode € 331.655
  • Uitgifte grondstoffen € 149.900 (toename)
  • Uitgifte halffabrikaten € 18.305 (toename)
  • Toegevoegde waarde € 175.000 (toename)
  • Gereed gemelde produktie € 294.533 (afname)
  • Onderhanden werk deze periode € 380.327

Het verschil tussen de telling van de produktiebaas en de berekening van de financieel directeur is 2,2%. Dit verschil kan veroorzaakt zijn door niet geregistreerde uitval, telfouten of iets dergelijks. Een voorraadverschil als dit is over het algemeen acceptabel.

Uit dit voorbeeld blijkt dat het onderhanden werk, volgens fiscale maatstaven, meer is toegenomen dan de toename van de totale voorraad. Hier kunnen echter door de logistiek manager geen conclusies aan verbonden worden.


Dit artikel is eerder verschenen in de Vraagbaak voor Inkoop en Logistiek en de Kennisbanken Logistiek van SDU Uitgeverij. Auteur: Paul Denneman.