Artikelindex

Toelichting

In de fiscale terminologie dient onderhanden werk te worden gewaardeerd op de aan het produkt in wording bestede kosten. Pas als het produkt daadwerkelijk wordt uitgeleverd aan een klant, dan dient fiscaal de winst te worden genomen. In de praktijk wil dit zeggen dat op het moment dat voorraad wordt toegewezen aan een bepaalde order, deze voorraad tot het onderhanden werk gerekend dient te worden. Pas als de goederen worden uitgeleverd en dus worden gefactureerd, wordt de winstmarge genomen. Voor de fiscus zijn er qua benadering dus twee soorten voorraden:

  1. Voorraad grondstoffen. Hier is in principe nog geen waarde toegevoegd en kan bijvoorbeeld tegen de materiaalkosten worden gewaardeerd.
  2. Voorraad onderhanden werk. Hier hebben de grondstoffen reeds één of meerdere bewerkingen ondergaan en is er dus waarde toegevoegd. De waardering zou nu kunnen zijn de grondstofkosten plus de toegevoegde waarde (meestal arbeidskosten).

Op zich zou dit tot een eenduidige toepassing van het begrip onderhanden werk moeten leiden. Echter veel bedrijven vinden het noodzakelijk om het onderhanden werk nog onder te verdelen in drie afzonderlijke groepen:

  1. Voorraad halffabrikaten.
  2. Voorraad gereed produkt.
  3. Voorraad onderhanden werk.

De reden voor deze opdeling is te begrijpen. Aan de halffabrikaten en de eindprodukten kan een standaard kostprijs worden gehangen. De eventuele afwijking tussen de standaard kostprijs en de werkelijke kostprijs werd geboekt onder prijs of efficiency-verschillen. Dit maakt de financiële waardering van de voorraad eenvoudiger. Bij de voorraden aanwezig op de werkvloer is dit principe niet toe te passen. De waarde van het produkt in wording neemt immers toe naarmate er meer bewerkingen worden uitgevoerd. Voor een goede waardering zou nu voor elk materiaal moeten worden bepaald hoeveel waarde er op een bepaald moment is toegevoegd. Dit is in de praktijk moeilijk, waardoor vele bedrijven kiezen voor een eenvoudigere wijze van waardering.

Om dit principe van waardering te begrijpen dienen we het produktieproces voor te stellen als een keten gekoppelde watervaten. Het waterniveau in het vat geeft de hoogte van de voorraad aan. Wordt er nu materiaal vrijgegeven, dan zal het niveau in het ene watervat dalen en in het andere watervat stijgen. Dit model is weergegeven in figuur 1.

Het produktiebedrijf in het model van watervaten. Figuur 1. Het productiebedrijf in het model van de watervaten.

 

In deze analogie wordt het potentieel aan arbeid ook als voorraad gezien, alhoewel in de fiscale terminologie er echter nooit sprake van een voorraad arbeid zal zijn. Over het algemeen worden de voorraden grondstoffen, halffabrikaten en eindprodukten in een magazijn bewaard en geregistreerd. Uitgaande van het principe dat de watervaten gekoppeld zijn, zal een afname in het ene magazijn leiden tot een toename in het andere magazijn. Door het bijhouden van de mutaties in de magazijnen kan de waarde van het materiaal dat aanwezig is op de werkvloer goed worden ingeschat. Voor waardering van de toegevoegde waarde wordt van een gelijk principe gebruik gemaakt. Door medewerkers hun uren per order te laten registreren kan de toegevoegde waarde worden ingeschat. Wordt een order gereedgemeld, dan verdwijnt de toegevoegde waarde uit het onderhanden werk.

In het voorgaande hebben we het onderhanden werk vanuit de fiscale optiek benaderd. De optiek vanuit de logistiek kent weer andere accenten. Vanuit een logistiek oogpunt is de hoogte van het onderhanden werk van belang voor de beheersing van de werklast binnen een produktieafdeling. Uitgangspunt hierbij is de relatie die op een produktieafdeling bestaat tussen de werklast en de doorlooptijd. Gesteld wordt dat de hoeveelheid onderhanden werk en de doorlooptijd een lineair verband kennen. Het gevolg hiervan is dat als de aanwezige hoeveelheid onderhanden werk op een produktieafdeling maar (redelijk) constant blijft, de afdeling qua doorlooptijd ook beter te beheersen is. Door nu dezelfde hoeveelheid werk vrij te geven aan een afdeling als gereed gemeld wordt, kan de hoogte van het onderhanden werk beheerst worden. In analogie met het model van de watervaten wordt gesteld dat het waterniveau in ieder vat constant blijft door er evenveel water in te doen als er uitgestroomd is. Dit kan alleen door de kranen te bedienen. Dit principe staat bekend onder werklastbeheersing of Input/Output Control. Het onderhanden werk, of beter de resterende werklast, is hier een indicatie van de hoeveelheid aanwezig werk op een afdeling. Onder het onderhanden werk wordt dan ook binnen het logistieke kader verstaan alle materialen1 die bewerkt worden of wachten om een bewerking te ondergaan op een bepaalde machine. Dit zijn dus alle materialen die zich niet in het magazijn bevinden.

In tegenstelling tot de fiscale optiek zal de hoogte van het onderhanden werk in de logistieke optiek op een andere wijze worden bepaald. De waarde van de materialen zal er in principe weinig toe doen. Hier is met name de nog toe te voegen waarde van belang. In de meeste gevallen wordt het onderhanden werk dan ook uitgedrukt in de resterende bewerkingstijd (in uren). Vanzelfsprekend geeft dit een andere waarde, dan in het geval van het fiscale onderhanden werk